“Buren en verschil
Een ander gegeven uit mijn jeugd is dat ik me nog goed herinner hoe wij woonden in Herentals, op de Bergen. Naast ons woonden tante Mit en nonkel Gust – ook Gust van den Bosch. Zij was een Van Vervoort. Het was één van de oudere zussen van mijn pa.
We speelden samen met die kinderen, maar ik herinner me dat ik daar waarschijnlijk maar één keer ooit binnen ben geweest. Ik heb het onlangs nog aan mijn broers gevraagd, en ook zij zijn daar quasi nooit binnen geweest. Misschien wel in de stallen achteraan, want die mensen boerden een beetje bij – het was iemand die ging werken, maar ook wat bijboerde. Maar binnen in het huis? Nee. Al zeker niet verder dan de keuken, en misschien zelfs dat niet.
Die familie was gesloten. Ik herinner me nog een paar concrete dingen. Op een bepaald moment kochten wij een tv. De eerste stond bij onze grootouders, die woonden in hetzelfde huis als wij, maar dan afgescheiden. Iedereen kwam daar tv kijken. Nadien kochten wij ook een eigen tv. En wat deden de buren? Die kochten een kleurentelevisie.
Later kwamen er die hoge antennes op de daken, van die masten om betere ontvangst te krijgen. Wij zetten zo’n mast op ons dak – zij zetten een nog hogere. Mijn vader kocht zijn eerste auto, een eenvoudige Fiat. Zij kochten nadien een grotere, een mooiere: een Ford Taunus, geloof ik. Wij hadden speelgoed, ik herinner me nog autokes waarmee je zand kon scheppen, zo’n kipbak. Zij hadden een grotere, met een grotere kiepbak. Daar heb ik trouwens nooit mee mogen spelen.
Zelfs met iets als een zakmes: ik had een mooi zakmes, en op een dag was het weg. En door een of andere omstandigheid zag ik dat mes plots liggen in de tuin van mijn broer. “Aha,” dacht ik, “dat is mijn mes.” Maar die jongen ontkende dat gewoon. Ik heb het toen meegenomen. Een beetje brutaal van mij, een beetje stout. Maar het was mijn mes. Mijn schat. Verdomme.
Het was “not done” om daar iets te vragen. Gereedschap? Vergeet het. Iets lenen? Nooit. Mijn pa daarentegen had hamers, tangen, vijlen… en als iemand iets nodig had: “Natuurlijk, waarom niet?” zei hij dan. Maar van onze buren kregen we nooit iets. Niet om te gebruiken, niet om mee te spelen.
Ze waren wel van onze leeftijd, wij zagen elkaar op schoolfeesten, buurtfeesten… maar ze gingen ook naar een andere school, als ik me goed herinner. Het contact is uitgestorven. Nooit goed gekomen.
Ik herinner me zelfs een gesprek tussen de volwassenen over hoe verschillend het allemaal was. Gewoon, een andere manier van omgaan met elkaar. En dat is altijd zo gebleven.”