Hoe verdeel en heers werkt in Residentie Karel Van Dyck
Wanneer een nieuwe eigenaar arriveert in Residentie Karel Van Dyck, maakt hij of zij steevast kennis met dezelfde persoon: Wouter. Hij stelt zich voor als “voorzitter van de Raad van Mede-eigendom”, helpt bij praktische zaken zoals naamplaatjes en brievenbus, en geeft zijn e-mailadres door. Wat hij er niet bij zegt, is dat hij formeel geen voorzitter is — die functie bestaat niet in onze raad. Wat hij ook niet zegt, is dat hij deel uitmaakt van een groepje verkozen leden is.
De andere raadsleden blijven onzichtbaar. Geen welkomstbrief, geen infobrochure, geen voorstelronde. Alleen Wouter.
Dat lijkt onschuldig, maar het creëert een eenzijdig beeld. Nieuwe bewoners denken dat de raad één persoon is. En dat is geen toeval — het is een strategie.
De onzichtbaarheid van anderen
Voorstellen om een bord te plaatsen met alle namen en contactgegevens van alle raadsleden werden geblokkeerd. Waarom zou je anderen zichtbaar maken, als je zelf het enige gezicht wil blijven?
Initiatieven om de gemeenschap te versterken, zoals een nieuwjaarsdrink of een Facebookgroep voor bewoners, werden genegeerd of stilletjes tegengewerkt. Telkens opnieuw bleek: Wouter doet niet mee aan wat hij niet controleert.
Geen overleg, geen samenwerking
Ook binnen de raad zelf is het duidelijk: Wouter duldt nauwelijks tegenspraak. Vergaderingen verlopen online, zonder verslagen, tenzij er fel op aangedrongen wordt. Agendapunten die door andere leden worden voorgesteld, worden geweigerd. Informatie over technische dossiers, interventies of kostenramingen — ze passeren via zijn mailbox en komen altijd pas achteraf.
Toegang tot gemeenschappelijke ruimtes, ook daar beslist hij wie toegang krijgt.
Sabotage van vooruitgang
De verdediging is altijd dezelfde: “Maar hij doet toch alles?” En dat klopt. Wouter is de enige die leveranciers belt, die bewoners te woord staat, die herstellingen opvolgt. Hij is overal.
Maar dat is precies het probleem. Door alles naar zich toe te trekken, ontstaat er een afhankelijkheidsrelatie. Hij bepaalt wat er gebeurt — én wat er niet gebeurt. Zoals bijvoorbeeld de grote renovatie.
De structurele problemen van het gebouw zijn al jaren bekend: lekkende terrassen, stijgleidingen, gevels en balustrades. Toch komt het maar niet tot concrete actie. Waarom? Omdat Wouter de stemming beïnvloedt, vragen uitstelt, tegenargumenten aanreikt, of gewoon andere onderwerpen op de agenda zet. Zijn invloed is subtiel, maar dwingend.
Hij heeft bijvoorbeeld zelf geen terras dat problemen geeft — dus waarom zou hij meebetalen aan andermans herstel? En die houding verspreidt zich. Via gesprekken in de gangen, via roddel en ‘tam-tam’, worden andere eigenaars aangespoord om ook tegen te stemmen.
Oud en afwezig: een bondgenootschap in passiviteit
Wouter hoeft daarbij niet eens een meerderheid te overtuigen. De structuur van het gebouw speelt in zijn voordeel. Een groot deel van de eigenaars woont niet in het gebouw. Voor hen betekent elke kost: minder rendement. En oudere eigenaars, die nog wel in het gebouw wonen, denken vaak: “Voor mij hoeft het niet meer, het zal mijn tijd wel duren.”
Deze groep vormt een stille meerderheid die zelden initiatief neemt — maar wel stemt. En zolang Wouter hun vertrouwen heeft als de man die ‘alles regelt’, krijgt hij zijn zin.
Geen kwaad opzet, wel een gevaarlijke dynamiek
Het is belangrijk om dit niet te herleiden tot slechte intenties. Werner is waarschijnlijk oprecht in zijn overtuiging dat hij het goed doet. Hij werkt hard, staat altijd klaar voor bewoners, en kent het gebouw als zijn broekzak.
Maar goede bedoelingen maken geen goed bestuur. Transparantie, samenwerking en evenwichtige besluitvorming zijn essentieel in een gemeenschap. Zonder die fundamenten wordt zelfs het beste engagement een gevaar.
En wie zich dan toch nog wil engageren, loopt vroeg of laat tegen dezelfde muur: je mag helpen, maar alleen als je zwijgt. En daar houdt het op.