Over controle, erkenning en de grenzen van verantwoordelijkheid
Op het eerste gezicht is Wouter een zegen voor Residentie Karel Van Dyck. Hij is altijd beschikbaar. Hij kent het gebouw als zijn broekzak. Hij regelt de loodgieter, ontvangt de technieker, opent de kelder, praat met leveranciers, zorgt dat bewoners geholpen worden. Hij doet het gratis, vrijwillig, onbetaald. Dag in, dag uit.
Zonder hem, zo denken velen, zou het gebouw niet draaien.
En toch loopt het vast.
Want net door zijn centrale rol in alles, krijgt niemand anders nog ruimte. Er is geen taakverdeling, geen gedeeld overzicht, geen transparantie. Alles loopt via hem – en dus loopt alles vast zodra iemand een andere mening heeft.
“Wouter doet alles. Maar daardoor wordt samenwerking onmogelijk.”
Zijn toewijding, hoe bewonderenswaardig ook, is tegelijk een vorm van controle geworden. Hij weet alles, beslist alles, communiceert alles. Soms uit efficiëntie. Soms uit gewoonte. En misschien ook wel … om belangrijk te blijven.
Wie veel verantwoordelijkheid opneemt, krijgt waardering. Wie altijd klaarstaat, krijgt vragen, vertrouwen, macht. Dat voelt goed. Het geeft betekenis. Je wordt het aanspreekpunt. Het gezicht van het gebouw. De ‘voorzitter’, ook al bestaat die functie niet officieel.
“Als je alle contacten hebt met leveranciers, ben je belangrijk. Want jij wordt gebeld. En als er dan telefoons binnenkomen waarop je dringend moet reageren — dan geeft dat een kick.”
In die zin is het begrijpelijk. Als je geen vergoeding krijgt, geen officieel mandaat, dan is de waardering zelf je beloning. En dan wordt het verleidelijk om alles zelf te blijven doen. Om te blijven zeggen: “Ik regel het wel.” Ook als anderen mee willen denken.
Maar daar wringt het. Want wie alles zelf wil doen, sluit automatisch anderen uit. En wie onmisbaar wil blijven, verhindert onbedoeld vernieuwing, samenwerking, gedeeld eigenaarschap.
En het blijft niet bij de Raad van Mede-eigendom alleen. Want wettelijk gezien ligt de uitvoering van het beheer bij de syndicus. Het is de syndicus die moet aansturen, opvolgen, communiceren en uitvoeren. De raad moet toezien, ondersteunen, signaleren. Maar in Residentie Karel Van Dyck is het jarenlang omgekeerd geweest.
De vorige syndicus at uit de hand van Wouter. Alles ging via hem, en dat was gemakkelijk. Eén aanspreekpunt, korte lijntjes, geen discussie. Maar het resultaat: een syndicus die niet meer zelf stuurt, en een raad die enkel bevestigt wat Wouter beslist.
De huidige syndicus probeert die wettelijke rol wel op te nemen. Probeert opnieuw verantwoordelijkheid te nemen, initiatief te tonen, dossiers op te volgen. Maar dat botst. Want wie het initiatief probeert over te nemen, komt in een botsing met de gewoontes van het verleden.
Tijdens de laatste Algemene Vergadering klonk het dan ook scherp: zowel de raad van mede-eigendom als de syndicus zouden géén kwijting moeten krijgen. Niet omdat ze slechte bedoelingen hebben, maar omdat ze hun voornaamste taak niet (meer) kunnen uitvoeren.
“De raad controleert niet meer. De syndicus voert niet uit. Alles loopt via één persoon.”
Wouter is geen saboteur. Hij is geen cynicus. Integendeel: zijn engagement komt voort uit betrokkenheid. Maar wat begon als toewijding, is geëindigd in beheersdrang. Wat begon als verantwoordelijkheid, is veranderd in exclusiviteit.
Zodra iemand een ander voorstel doet, een andere agenda opmaakt, een andere stem laat horen, ontstaat er frictie. Er wordt niet geluisterd, of erger: die persoon wordt subtiel opzijgezet. Of erger, in het geval van Wouter, keihard publiek aangepakt. Maar niet openlijk, maar door een trage uitdoving. Een niet-beantwoorde e-mail. Een ontbrekende sleutel. Een beslissing die al genomen is.
Er is niets mis met inzet. Maar verantwoordelijkheid moet gedeeld worden. Informatie moet beschikbaar zijn. Taken moeten verdeeld worden. En misschien nog belangrijker: wie veel doet, moet ook kunnen loslaten.
Residentie Karel Van Dyck heeft geen nood aan een superman. Het heeft nood aan een team. Aan vertrouwen. Aan structuur. Aan overleg. En aan de bereidheid om te zeggen: ik hoef het niet allemaal zelf te doen.