Over goedbedoelde inzet, geblokkeerde toegang en structurele uitsluiting
In Residentie Karel Van Dyck is één man altijd aanwezig, altijd beschikbaar, altijd bereikbaar. Hij regelt alles, weet alles, en wordt door bijna alle bewoners gewaardeerd. Zijn naam: Wouter. Hij is het gezicht van de raad van mede-eigendom, de man met de sleutels, steeds de voorzitter op de vergadering en de voorzitter (?) van de Raad van Mede-eigendom.
Maar wat als die zichtbaarheid tegelijk onzichtbaar maakt wat erachter schuilgaat? Wat als die continue inzet niet leidt tot samenwerking, maar tot uitsluiting?
Want dit is de andere realiteit: raadsleden die moeilijk (meestal pas achteraf) toegang krijgen tot documenten. Vergaderingen die enkel online plaatsvinden (alhoewel iedereen in hetzelfde gebouw woont) en waar de agenda door één persoon wordt bepaald. Initiatieven die voorgesteld worden, maar zonder antwoord blijven. Pogingen tot samenwerking die stilvallen door gebrek aan reactie. En sleutelmomenten – een inspectie, een expertadvies, liftinterventies – waarvan de raadsleden pas achteraf horen dat ze gebeurd zijn.
Zelfs de syndicus, de wettelijk aangestelde beheerder van het gebouw, wordt regelmatig buitenspel gezet. Belangrijke documenten zitten niet bij haar, maar in de mailbox van Wouter. Leveranciers kennen de syndicus nauwelijks. De informatiestroom verloopt niet via officiële kanalen, maar via één man die het allemaal wel regelt.
“Ik stelde voor om een noodnummer toe te voegen. Geen reactie. Ik vroeg om toegang tot de stookruimte. Geen sleutel. Ik vroeg om vergaderpunten toe te voegen. Geen antwoord.”
Als nieuwe eigenaar leer je niemand anders kennen dan Wouter. Zijn naam, zijn e-mailadres, zijn telefoonnummer – dat is je contact met de mede-eigendom. De andere leden van de raad zijn onzichtbaar. En dat is geen toeval: pogingen om dat beeld recht te zetten, worden systematisch afgewezen.
Het resultaat is een raad die functioneert als decor. Een syndicus die enkel mag uitvoeren wat al beslist is. En een gebouw dat volledig draait op één man – en waar tegelijk alle andere vormen van engagement worden uitgeschakeld.
In die situatie is het onvermijdelijk dat mensen afhaken. Niet omdat ze onverschillig zijn, maar omdat ze geen rol krijgen. Niet omdat ze niets willen doen, maar omdat ze letterlijk niets kunnen doen.
“Ik neem ontslag. Niet uit gemakzucht, maar omdat deze structuur geen samenwerking toelaat.”
De intentie was goed. De inzet was er. Maar zonder overleg, zonder transparantie, zonder gedeelde verantwoordelijkheid blijft zelfs de grootste inzet een vorm van stilstand.
En dan wordt het pas echt problematisch.